Gepubliceerd op:

Aan de hand van de gewenste omvang en samenstelling van de sociale huurvoorraad kunnen de Utrechtse gemeenten de redelijkheid van het bod van de corporaties bij het maken van prestatieafspraken en de scheiding van hun DAEB en niet-DAEB activiteiten en portefeuille beoordelen.

Op 1 juli 2015 is de herziene Woningwet aangenomen. De eerste effecten hiervan zijn inmiddels zichtbaar, maar de wet zal vooral het komende jaar zijn volledige effect gaan sorteren. De jaarcyclus waarin (idealiter) gekomen wordt tot prestatieafspraken krijgt voor het eerst volledig vorm. Het idee is dat de corporaties middels een ‘bod’ hun redelijke bijdrage aan het gemeentelijk woonbeleid manifest maken en in overleg met de huurdersorganisaties komen tot prestatieafspraken met gemeenten. Het is aan de gemeente om te beoordelen of de bijdrage van de corporaties voldoende is. Hiervoor is inzicht nodig in de huidige en gewenste omvang van de (sociale) woningvoorraad.

Ook werken de corporaties in 2016 aan de scheiding van hun DAEB en niet-DAEB activiteiten en portefeuille. De gemeenten worden in het overleg hierover betrokken. Om deze gesprekken met de juiste kennis te kunnen voeren hebben de 16 Utrechtse gemeenten samenwerkend in de U16, RIGO gevraagd om inzicht te bieden in de gewenste omvang en samenstelling van de sociale huurvoorraad. In zowel de regio Utrecht als in de 16 gemeenten afzonderlijk.

Door bij dit onderzoek gezamenlijk op te trekken wordt de regionale afstemming van beleid in de toekomst vergemakkelijkt. Een gedeelde probleemanalyse en een eenduidige aanpak is hiervoor immers een belangrijke basis.