Gepubliceerd op:

In de gemeenteraad van Den Haag is kamerbewoning al jaren onderwerp van discussie. Aan de ene kant zijn er zorgen over negatieve effecten van kamerbewoning op de leefbaarheid. Aan de andere kant ziet de raad ook dat kamerbewoning op de huidige woningmarkt een belangrijke rol speelt bij de huisvesting van groepen die weinig financiële armslag hebben.

Is er een verband tussen leefbaarheid en kamerbewoning? Voor een antwoord op die vraag legden we gegevens over kamerbewoning naast enquêteresultaten over de waardering voor de buurt en meldingen van overlast, verloedering en parkeerdruk. We zien dan in Den Haag inderdaad een samenhang tussen het aandeel adressen met kamerbewoning en de leefbaarheid per buurt.

Kamerbewoning lijkt niet alleen oorzaak maar ook gevolg van slechtere leefbaarheid

Zo zijn bewoners in buurten met meer kamerbewoning vaker ontevreden over de sociale cohesie in hun buurt. Ook is er volgens bewoners vaker sprake van overlast van rommel en parkeren. En er worden in die buurten vaker meldingen gedaan van illegale (over)bewoning en achterstallig onderhoud. Deze resultaten maken het aannemelijk dat er een effect van kamerbewoning op leefbaarheid is. Het verband is vooral sterk bij vormen van kamerverhuur anders dan hospitaverhuur (waarbij de verhuurder in hetzelfde pand woont als de huurder).

Kijken we naar de ontwikkeling van leefbaarheid in Den Haag tussen 2017 en 2019, dan zien we dat in buurten met een slechtere leefbaarheidsscore het aantal adressen met kamerbewoning naar verhouding bovendien sneller groeit. Dat suggereert dat buurten met een slechtere leefbaarheid ook meer kamerbewoning aantrekken. Kamerbewoning kan dus niet alleen oorzaak maar ook gevolg zijn van een slechtere leefbaarheid in de buurt.

De rol van financiële prikkels

Waarschijnlijk spelen financiële prikkels daarbij een rol. De vuistregel is dat een kamer standaard ongeveer €500 per maand kost, onafhankelijk van de woonbuurt – het vermoeden is namelijk dat de doelgroep voor kamerbewoning de kwaliteit van de buurt voor lief neemt. Vanwege deze ‘standaard vraagprijs’  is het in goedkopere, minder populaire buurten waar de leefbaarheid al minder is, financieel aantrekkelijk om woningen te verkameren.  In die buurten zien we de kamerbewoning vaker optreden.

Het college van Den Haag wacht momenteel de resultaten af van een verdiepend onderzoek naar de relatie tussen kamerbewoning, leefbaarheid en bevolkingsdichtheid. Op basis van de onderzoeken tezamen trekt het college uiteindelijk conclusies over haar huidige leefbaarheidsbeleid.