Gepubliceerd op:

In 1991 mocht RIGO het jubileumrapport ‘Twintig jaar Bewoners Nieuwe Woningen’ samenstellen, over de nieuwbouw uit de periode 1968-1988. Circa 2,5 miljoen woningen zijn er in die tijd gebouwd, gemiddeld meer dan honderdduizend per jaar (kom daar nu eens om). Het ministerie (van VROM) hield ieder jaar een onderzoek onder bewoners die het jaar daarvoor een nieuwbouwwoning hadden betrokken.

Scheiding der markten

Achteraf gezien is in die twintig jaar onderzoek duidelijk een omslag in de volkshuisvesting te zien. Zwaar gesubsidieerde woningbouw maakte langzaam maar zeker plaats voor het bouwen voor de markt, met uitzondering van de crisisjaren begin jaren tachtig. Op de achtergrond speelde een mix van individualisering en toenemende welvaart. Gezinnen die het zich even konden veroorloven gingen kopen, alleenstaanden gingen huren. ‘Werd in 1973 nog meer dan de helft van de nieuwe ‘woningwetwoningen’ door een gezin met kinderen betrokken, in 1988 is dat nog maar een op de zeven’. Wat later de ‘residualisering’ van de sociale huur zou worden genoemd, was toen al zichtbaar in de nieuwbouw.

Ruimtelijk beleid uit die tijd werkt nog altijd door in de normen van nu. In de groeikernen werd het ideaal van suburbaan wonen bereikbaar voor de massa, die zich aanvankelijk gedwee liet sturen door het aanbod. Al snel zorgden de groeikernen voor meer vraag naar hetzelfde. ‘Het zal nog moeten blijken welke effecten het opgroeien in een nieuwbouwwijk van de jaren zeventig of tachtig heeft gehad’, zo stelt het rapport. ‘Van heimwee naar de grote stad zullen de kinderen van de suburbs in ieder geval geen last krijgen.’ En toen moest de Vinex-generatie nog geboren worden.

Zorgen om de kwaliteit

Het rapport voorspelde dat de transitie naar de markt wel zou doorzetten. ‘Ongesubsidieerde woningbouw’ noemden we dat destijds, alsof de hypotheekrenteaftrek niet ook een soort subsidie is. Het einde van de kwantitatieve woningnood leek nabij. De woning werd niet alleen eerste levensbehoefte, maar deels ook consumptieartikel, dachten we. In dit verband keken we met de nodige zorg naar de HAT-eenheden uit de eerste helft van de jaren tachtig. Huurwoningen van tussen de 32 en de 43 vierkante meter die niet eens supergoedkoop waren en soms ver buiten het centrum lagen, wie zat daar nou op te wachten? Een verrassend actuele vraag.