Gepubliceerd op:

In de coronapandemie kwam er vernieuwde aandacht voor mensen met cruciale beroepen. Sindsdien is er ook veel aandacht voor vitale beroepen- de mensen zonder wie een samenleving niet kan. Schrikbeelden waarin de leraren, agenten en zorgmedewerkers niet meer een woning konden krijgen op de plek waar zij werken werden uitgelicht in het nieuws. Dit werd als mede oorzaak genoemd voor de tekorten in deze sectoren.

De vernieuwde Huisvestingswet biedt de mogelijkheid om deze groepen met voorrang te huisvesten.

Voorrang geven: hoe zit dat?

Het geven van voorrang is niet nieuw; woningcorporaties hanteren vaak in de achterkant van hun systemen al bepaalde voorrangsgroepen. Bijvoorbeeld bij stadsvernieuwing worden groepen woningzoekenden die hun woning uit moeten met voorrang ge(her)huisvest.

Ook voor gemeenten is het voorschrijven van voorrang geen nieuwe mogelijkheid; waar de wens is om deze voorrang vast te leggen wordt dit vaak al gedaan. In diverse huisvestingsverordeningen stuurden gemeenten bijvoorbeeld al op de woonruimteverdeling door urgente groepen of doorstromers voorrang te geven. De doelstelling hierbij moet altijd zijn om de onevenwichtige en onrechtvaardige effecten die de schaarste van woningen veroorzaakt tegen te gaan.

Een schaarsteonderbouwing is dus altijd nodig als er gebruik gemaakt gaat worden van deze voorrangsregels. In de onderbouwing moet uitgelegd worden waarom de inzet van de voorrang noodzakelijk en proportioneel is in de gemeente.

Voorrang aan woningzoekenden met economische of maatschappelijke binding

Het geven van voorrang aan mensen met economische of maatschappelijke binding aan (een deel van) de gemeente kan worden vastgelegd in de huisvestingsverordening. Dit wordt, door het schaalniveau, ook wel ‘lokale binding’ genoemd. Met ingang van de nieuwe regels mag in maximaal 50% van de huisvestingsvergunningen voorrang worden gegeven aan deze doelgroep. Dit was voorheen 25%.

Voorrang aan vitale beroepsgroepen

Binnen de groep woningzoekenden met economische of maatschappelijke binding aan de gemeente, kan een aanvullende voorrang worden gegeven aan mensen met schaarse, vitale beroepen. Dit kan worden gedaan omdat de krapte op de woningmarkt en de daaruit volgende schaarste aan bepaalde beroepen een ontwrichtend effect hebben op de lokale samenleving. De regel kan ervoor zorgen dat mensen met de vitale beroepen worden vastgehouden in een gemeente of juist aangetrokken worden vanuit andere plekken. Uiteindelijk gaat het, net als met de woningen, over de verdeling van schaarste.

Wat is ‘vitaal’?

De Huisvestingswet bevat geen concretisering van het begrip ‘vitale beroepsgroepen’. De wetgever noemt wel een aantal voorbeelden van vitale beroepen. Dit zijn voornamelijk beroepen binnen het onderwijs en de zorg maar ook politie, brandweer en waar relevant militairen.

In aanvulling daarop is er lokaal soms ook een beroep te benoemen dat essentieel is binnen die specifieke gemeente niveau of waar de lokale economie belang bij heeft, zoals medewerkers uit de staalindustrie.

Gemeenten zijn dus in principe vrij om de keuze van beroepen te bepalen, mits onderbouwd. De onderbouwing bestaat uit twee stappen. Ten eerste moet er aangetoond worden dat er een tekort is of dreigt te ontstaan aan deze beroepen. Vervolgens moet ook aangetoond worden dat er een tekort van woningen voor deze vitale beroepen is.

Naast dat deze schaarste is aangetoond, moet ook onderbouwd worden waarom een voorrangsregeling noodzakelijk en geschikt is om de effecten van deze schaarste te bestrijden.

Relatie tussen voorrangsregeling en de overige bepalingen

Het met voorrang huisvesten van vitale beroepsgroepen houdt een duidelijke relatie met andere bepalingen die in een huisvestingsverordening staan. De belangrijkste:

  • Het bereik van de huisvestingsverordening geeft aan voor welke categorieën woonruimte deze voorrangsregels gelden. Dit kan binnen de sociale huur, de particuliere huur en de nieuwbouw betaalbare koop (in 2024 woningen tot €390.000)
  • De ‘50%’: huisvestingsvergunningen kunnen in maximaal 50% met voorrang worden toegewezen (per aangewezen segment) aan mensen met die maatschappelijke- en economische binding, waaronder de vitale beroepsgroepen vallen. Dit betekent dat gemeenten een inschatting zullen moeten maken van de optelsom die de gewenste voorrangsgroepen met zich meebrengt, en of het haalbaar is om voorrang aan deze groepen binnen de wettelijke 50% te laten vallen.

Het maken van keuzes

Gebruikmaken van de nieuwe mogelijkheid om te sturen op de woonruimteverdeling via de voorrangsregeling voor vitale beroepsgroepen is geen wettelijke vereiste. De beslissing om al dan niet gebruik te maken is deels een politieke afweging en deels een van nut en noodzaak.
Daarnaast zijn er een aantal kanttekeningen die gemeenten kunnen meenemen in de afweging van de inzet van het instrument:

  1. Welke beroepen eronder vallen. De beroepsgroepen moeten duidelijk afgebakend en gedefinieerd zijn (heeft bijvoorbeeld een administratief medewerker in het ziekenhuis ook recht op voorrang?)
  2. Als er teveel groepen met voorrang worden benoemd, is het effect dan nog wel voldoende? En wat doet dat met de slaagkansen van andere groepen
  3. Hoewel de gemeente in principe vrij is om te kiezen, moeten de beroepsgroepen wel voldoen aan de inkomenseisen van de sociale huur. Een arts zal hier al snel niet meer aan voldoen.
  4. Tot slot: de vitale beroepen zijn op veel plekken in Nederland schaars, en net als met woningen is ook dit instrument een van de verdeling van schaarste, niet een die de schaarste oplost. Het aantrekken van vitale beroepen kan fijn zijn voor de ene gemeente, maar kan ten koste gaan van een andere.

Samen ontdekken welke beroepsgroepen voor jouw gemeente vitaal zijn? Neem contact op met onze adviseurs.