Gepubliceerd op:

In tijden van hoogconjunctuur is het over het algemeen beter gesteld met de leefbaarheid in wijken dan in tijden van laagconjunctuur. Dit uit zich allereerst in het oordeel van bewoners. De crisis gaat tussen de oren zitten. Gaat het goed met de nationale economie, dan bekijken bewoners hun buurt door een roze bril, gaat het slecht dan oordelen ze een stuk negatiever over bijvoorbeeld de staat van onderhoud of de ervaren overlast.

Het uit zich ook in objectieve kenmerken, waarvan uit de Leefbaarometer bekend is dat ze doorwerken in de leefbaarheid: werkloosheid, gemeten overlast, verloedering en onveiligheid. Zo blijkt dat er in tijden van crisis meer wordt ingebroken in woningen en in auto’s dan in tijden van hoogconjunctuur. Sommige (typen) buurten blijken gevoeliger te zijn voor dit soort fluctuaties dan andere. In ‘betere buurten’ (met weinig werkloosheid) neemt bijvoorbeeld het aantal woninginbraken toe in crisistijd, in kwetsbare buurten het aantal autokraken en geweldsmisdrijven.

In kwetsbare buurten reageert het oordeel over de bevolkingssamenstelling relatief sterk op de economie. De relatie tussen (nationale en regionale) conjunctuur en leefbaarheid is met empirisch materiaal onderzocht. RIGO voerde het onderzoek in opdracht van het Ministerie van BZK uit, in samenwerking met Atlas voor Gemeenten. Er is onder meer gebruik gemaakt van de gegevens van de Leefbaarometer.